Een gedragsdeskundige in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (deel 2)

NB: Dit interview/artikel is geschreven vanuit het oogpunt van Marcella zelf. Dit is het tweede deel van een tweedelig interview.

Marcella in het kort
Ik ben Marcella, 26 jaar en ik werk in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (Verder genoemd als FPK). In deze kliniek verblijven cliënten met een verstandelijke beperking, een psychiatrische achtergrond en een forensische titel. Een forensische titel is een titel die mensen opgelegd krijgen van de rechter. Daarin bepaalt de rechter dat iemand een delict heeft gepleegd, er een risico is op een herhaling van het delict en er sprake is van een psychische stoornis. Dan krijgen cliënten bijvoorbeeld een TBS of een andere maatregel opgelegd.

De nieuwe wet ‘zorg en dwang’
De wet zorg en dwang is de vervanging van de wet ‘bijzondere opname psychiatrische ziekenhuizen’ (BOPZ). Door de nieuwe wet zorg en dwang wordt onvrijwillige zorg op een andere manier vorm gegeven en geëvalueerd. Er zijn nu meer mensen bij dat proces betrokken en daardoor ben je nog bewuster van welke onvrijwillige zorg je inzet en waarom. In de praktijk blijkt dat je daardoor meer alert bent. Ook zijn er nu forensische maatregelen in de wet opgenomen. Voor cliënten met een forensische titel (denk hierbij bijvoorbeeld aan een TBS maatregel) kun je daardoor nu ook andere dingen inzetten zoals het beperken van mediaverkeer. De nieuwe wetgeving levert wel meer administratieve last op.

Cliënten met een TBS maatregel kunnen worden opgenomen in verschillende beveiligingsniveaus, waarbij beveiligingsniveau 4 het zwaarste beveiligingsniveau is. Daarna komt nog niveau 3, 2 en 1. Niveau 4 bevindt zich op het niveau van een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC). Daar gelden ook de justitieregels. Daar kunnen ook meer beperkingen bij cliënten worden opgelegd. Op het moment dat je spreekt van beveiligingsniveau 3 dan heb je het over een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (FPK). Niveau 2 en 1 valt onder de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA). In een FPC vallen cliënten direct onder een TBS systeem vanuit de rechter. In een FPK vallen cliënten onder de wet zorg en dwang of onder de wet ‘verplichte GGZ’. Binnen de TBS wetgeving mag meer dwang worden uitgeoefend op een cliënt dan binnen de wet zorg en dwang. Ik vind persoonlijk het werken in een FPK uitdagender. Aan de ene kant moet je meer onderbouwen waarom je bepaalde maatregelen inzet, aan de andere kant zorgt dat er ook voor dat je meer naar de individuele cliënt gaat kijken en gaat kijken wat goed voor een cliënt is of wat juist niet.

De invloed van de media
De media laat vooral zien welke cliënten recidiveren (opnieuw in herhaling vallen van hun delict) en welke cliënten zich onttrekken (weglopen). TBS is naar mijn mening een heel werkzaam principe en heeft veel geslaagde kanten. Die kant is echt veel te onderbelicht in de media. De media laat niet zien welke cliënten wel een geslaagde behandeling hebben. Er zijn genoeg cliënten waarbij de kans op herhaling van het delict omlaag gaat en zij op een goede manier terug kunnen keren in de samenleving. Als er iets in de media is geweest over een cliënt die zich heeft onttrokken en een delict heeft gepleegd, ben ik mij wel extra bewust of ik de stukken van mijn eigen cliënten wel goed heb weggezet en of daarin de juiste beoordelingen zijn gemaakt. Op zo’n moment word je daar nog bewuster van. Alles moet goed in een dossier worden weggezet. De inspectie is dan ook extra alert op hoe wij ons werk doen en hoe wij bijvoorbeeld onvrijwillige zorg inzetten.

De studie tot gedragsdeskundige en promotiemogelijkheden
Ik heb over veel richtingen nagedacht. Als kind zijnde wilde ik bijvoorbeeld bij de politie. Ik heb er ook over gedacht om iets met beweging te doen, want ik ben gek op sporten. Ik vind het fijn om mijn energie en spanningen om te kunnen zetten in lichaamsbeweging. Misschien dat ik daar ook nog wel iets in wil doen in de toekomst. Als psycholoog bijvoorbeeld dingen te koppelen met boksen of andere sporten. Daar zie ik nog wel een uitdaging in voor mijzelf.

Ik heb uiteindelijk als basis orthopedagogiek gestudeerd. Als orthopedagoog kun je allerlei soorten werk doen in het werken met mensen. Orthopedagogiek gaat vooral om het kind in het systeem, de omgeving en wat daarin gebeurt. Het is eigenlijk niet per se logisch dat je met de studie orthopedagogiek terecht komt in de forensische psychiatrie. Je ziet vaak dat mensen daarvoor psychologie of zelfs forensische psychologie hebben gestudeerd. Ik heb daarin de keuze gemaakt dat ik mij vooral wilde richten op het kind en de omgeving en wilde weten hoe die ontwikkeling in elkaar zit. Bij orthopedagogiek kijk je naar interactie tussen mensen en ik vind dat veel gedrag vanuit daar al verklaard kan worden. Als psycholoog kijk je meer naar de mens zelf en de structuur in de mens en kijk je minder naar de interactie met de omgeving.

Voordat ik aan mijn opleiding begon wist ik eigenlijk al dat ik in een forensisch kliniek wilde werken. Toen ik begon aan mijn opleiding tot orthopedagoog heb ik dan ook de keuze gemaakt om binnen de opleiding de forensische tak te volgen, zoals criminologie. Orthopedagogiek richt zich vooral op gedragsproblemen of ontwikkelingsproblemen van mensen. Daarbij wordt gekeken dat zowel de omgeving, als de opvoeding, als de aanleg invloed heeft op de ontwikkeling van iemand. In mindere mate komt de kant van ernstige beperking of zwaar meervoudige problematiek ook wel naar voren in mijn huidige werk, maar dat was niet datgene waar ik mij op wilde richten.

Op dit moment ben ik in opleiding tot GZ psycholoog, waarbij ik straks zelf de lijnen van een behandeling kan uitzetten. Dat is de eerste promovering die ik binnen mijn werk kan maken. Het is een opleiding die na de universiteit gevolgd kan worden. Ik kan ook doorstromen tot klinisch psycholoog of psychotherapeut. Als psychotherapeut heb je echt therapeutische gesprekken met cliënten. Als klinisch psycholoog komt meer het management stuk naar voren. Ik weet eigenlijk niet goed wat ik daarin in de toekomst zou willen. Ik vind het uitdagend om verder te gaan en ben graag in ontwikkeling, maar ik weet niet zeker in welke van deze twee opleidingen, of mogelijk zelfs iets heel anders, mijn volgende uitdaging komt te liggen. Eerst wil ik werkervaring opdoen als GZ psycholoog, daarin hoop ik ook een uitdaging in een volgend werkveld of in hetzelfde werkveld maar met een andere opleiding te gaan vinden.


Zo’n 16 weken na de eerste covid-19 besmetting in Nederland, worden de maatregelen langzaam versoepeld. Niet terug naar normaal, maar naar het nieuwe normaal. Maar is de corona crisis dan ook bijna voorbij? Dat ligt er maar net aan hoe je het bekijkt Er is immers een forse daling geweest in het aantal nieuwe besmettingen en het aantal overledenen ten gevolge van corona, maar de impact van het virus dreunt nog wel even door.

Of de corona crisis überhaupt al aan zijn einde is, hangt af van wie je het vraagt. Hoewel mensen werkzaam op de IC’s en de corona afdelingen wel degelijk een sterke afname in patiënten hebben gezien, is de nasleep van het hoge aantal patiënten op de IC’s nog lang niet voorbij. Door de hoge druk op de ziekenhuizen is veel van de gewone zorg uitgesteld. Deze moet niet alleen ook weer in gehaald worden, het uitstel heeft in een aantal gevallen de situatie doen verslechteren. Adviesbureau Gupta (2020) stelt zelfs dat “Het stopzetten van de reguliere zorg leidde tot een verlies van naar schatting 100 duizend tot 400 duizend levensjaren.” Dit verlies wordt vooral geleden door patiënten met kanker, diabetes en hart patiënten. Ter vergelijking, er wordt geschat dat er zo’n 13 duizend tot 21 duizend gezonde levensjaren werden gered in maart én april met de ‘covid-zorg’.

Daarnaast werd voor vele de drempel naar de huisarts, maar al helemaal naar de specialist in het ziekenhuis wel erg hoog. Want bij de huisarts, daar komen toch allemaal zieke mensen? En in deze tijden naar het ziekenhuis gaan, waar zorgmedewerkers hun uiterste best doen om mensenlevens te redden? Over het resultaat hiervan kan slechts gespeculeerd worden, omdat er simpelweg niet gerekend kan worden met gevoelens en ‘wat als’.

Daarnaast moeten we bedenken dat de maatschappelijke gevolgen van de coronacrisis pas net begonnen zijn. Voor veel horecaondernemers zijn de reserves weggeslonken tijdens de gedwongen sluiting, ondanks de hulpmaatregelen van de overheid. Vanaf 1 juni mocht de horeca weer open, zij het onder voorwaarden. Zo mogen er slechts 30 gasten binnengelaten worden en dienen alle gasten 1,5 meter aan te houden, met uitzondering van huishoudens. Waar de horeca er nu alles aan doet om genoeg omzet te maken zodat ze kunnen overleven, worden ze zwaar beperkt in hun mogelijkheden. En, maken ze omzet dan wordt deze in mindering gebracht op de NOW-regeling, die toch al slechts 90 procent van de loonkosten dekt. Het is dus van belang om nu genoeg winst te draaien om o.a. de lonen en andere vast lasten te betalen. En dat is nu juist zo moeilijk door alle regels en wegblijvende gasten.

Niet alleen horeca heeft moeite om te overleven, ook retail winkels en starters hebben het moeilijk. ‘Blijf zoveel mogelijk thuis’ betekend ook geen winkelende menigte in de winkelstraten. Online shoppen werd een veel gekozen oplossing, maar voor winkels in het stadscentrum met een hoge huur waren het magere tijden. Nu we allemaal weer wat meer naar buiten kunnen zou dat probleem zich vanzelf weer moeten oplossen, maar niets is minder waar. Volgens het CBS (2020) heeft de corona crisis gezorgd voor de grootste daling in consumentvertrouwen ooit. Nu geven veel mensen in onzekere tijden al minder geld uit, maar daar komt nu nog eens bovenop dat de werkeloosheid daalt en volgens de verwachtingen nog verder kan dalen in de komende tijd. Dit zorgt er weer voor dat mensen nog minder uitgeven en langer de hand op de knip houden. En deze uitgaven zijn nu juist zo belangrijk om bedrijven overeind te houden.

Het lijkt er dus op dat we nog wel even met de gevolgen van corona te maken hebben. Een tweede golf en de daaropvolgende maatregelen zouden eens een nieuwe economische crisis kunnen zorgen, maar aan de andere kant zijn de huidige regels ook niet bevorderlijk voor het herstel na de ‘intelligente lockdown’.

– Gupta Strategists, 2020. COVID goes Cuckoo: How the March-April 2020 COVID-19 surge overwhelmed Dutch hospitals and undermined regular care.
– Centraal Bureau voor Statistiek, 2020. Grootste daling consumentenvertrouwen ooit.


Misschien heb je hem onlangs nog gegeten, in een salade of op een toastje, vergezeld van een goed glas rode wijn: een stukje Roquefort de blauwader schapenkaas die ook wel de keizer der kazen wordt genoemd. Een kaas met fans over de hele wereld maar die ook door velen verafschuwd wordt. Hoe wordt deze kaas eigenlijk gemaakt en wat maakt hem nu precies zo bijzonder?

Roquefort kaas is een beschermde kaas en mag alleen Roquefort heten als hij afkomstig is uit het Franse plaatsje Roquefort-sur-Soulzon. Een dorp in de buurt van Millau en van waaruit je de beroemde viaduct kunt zien. De officiële uitspraak van Roquefort is ROKKEFOR. Dit betekent dat ROSJFOR of ROKFORT beslist fout is en dat een Fransman je niet begrijpend aankijkt als je op deze manier naar de kaas vraagt. Roquefort- sur-Soulzon ligt in een in een van de mooiste natuurgebieden van Frankrijk; Parc Naturel Regional des Grands Causses. Een gebied met veel indrukwekkende rotspartijen en die spelen dé belangrijke rol bij het maken van de kaas!

In de rotsen rondom het dorp bevinden zich spelonken die werken als een schoorsteen. Daardoor ontstaat er in de grotten die eronder liggen een constante tocht, die tezamen met de goede temperatuur en de juiste vochtigheid, zorgen dat microben in de lucht goed kunnen gedijen. Zo ontstaat de blauwschimmel Penicillium Roqueforti. Deze schimmel ontstaat alleen hier en ook nog alleen op brood dat in de grotten ligt.

Volgens de overlevering is de kaas per toeval ontdekt door een herdersjongen die na het schuilen in een van de grotten, zijn brood en schapenmelk vergeten was. Enkele weken later moest hij opnieuw schuilen en vond hij zijn eten terug, volledig beschimmeld. Omdat hij erge honger had, at hij ervan en was verbaasd over de heerlijke smaak. Hij nam het restant mee naar het dorp, waar hij er anderen van liet proeven, die er vervolgens wel brood in zagen.

Hoe wordt nu de kaas gemaakt?
Om te beginnen liggen er enkele weken broden in de grot te verschimmelen. Die schimmel wordt daarna weggeschraapt met een mesje en verzameld in kleine potjes. Er is maar weinig schimmel nodig om kaas te maken, slechts 4 g per 1000 liter schapenmelk volstaat. De potjes worden gebracht naar zeven uitverkoren kaasmakerijen buiten Roquefort-sur-Soulzon. Iedere kaasmakerij heeft zijn eigen schapen en is aan strikte regels gebonden, zowel wat betreft het maken van kaas als aan de productie van de schapenmelk.

Lacauneschaap
Zo mag alleen melk, afkomstig van het schapenras Lacaune gebruikt worden. Dit is een speciaal ras waarbij de schapen er uitzien als geiten en daarnaast ondervoed lijken. Dit laatste is beslist niet zo want ieder schaap krijgt op gezette tijden uitgekiend voer en ze worden stuk voor stuk gepamperd. Zo mogen ze overdag buitenlopen en staan ze ‘s nachts op stal. Ook worden ze twee keer per dag gemolken.
Na het melken, wordt de schapenmelk verzameld in een grote ketel waarna de schimmel wordt toegevoegd en het kaasmaakproces begint. Na enige tijd worden de kazen vaster en worden er, om de schimmel door de hele kaas te laten groeien, met pennen gaten in geprikt waarna deze geïnjecteerd worden met zout.

Iedere Roquefort heeft dezelfde afmeting en hetzelfde gewicht. Alle kazen zijn rond met een doorsnede van 20 cm en hebben een hoogte van 10 cm. Iedere kaas weegt ook nog eens precies 2,7 kilo.
Als de kaas een kaas is geworden, wordt hij teruggebracht naar de grotten in de omgeving van Roquefort-sur-Soulzon. Hier mag hij nog enige tijd rijpen en dit rijpingsproces kan men, net als het groeien van de schimmels overigens, ter plekke bezichtigen.

Nep kaas
Saillant detail is dat er van augustus tot en met november geen kazen worden gemaakt. In principe zijn de schappen in de grotten dan ook leeg, maar, om het publiek niet teleur te stellen, liggen de schappen in die periode vol met plastic nep kazen.


NB: Dit interview/artikel is geschreven vanuit het oogpunt van Marcella zelf. Dit is het eerste deel van een tweedelig interview.

Marcella in het kort
Ik ben Marcella, 26 jaar en ik werk in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (Verder genoemd als FPK). In deze kliniek verblijven cliënten met een verstandelijke beperking, een psychiatrische achtergrond en een forensische titel. Een forensische titel is een titel die mensen opgelegd krijgen van de rechter. Daarin bepaalt de rechter dat iemand een delict heeft gepleegd, er een risico is op een herhaling van het delict en er sprake is van een psychische stoornis. Dan krijgen cliënten bijvoorbeeld een TBS of een andere maatregel opgelegd.

Wat is een FPK precies en wat doet een gedragsdeskundige?
In samenwerking en onder verantwoordelijkheid van een GZ psycholoog geven we vorm aan de diagnostiek en behandeling van cliënten met als doel het risico op probleemgedrag en/of herhaling van delicten te verkleinen. Daarbij is het belangrijk om ook oog te hebben voor de risico’s voor zowel de cliënt, de omgeving en de maatschappij. Vanaf het begin af aan kijken we welke problematiek er speelt, wat de diagnostiek is en bepalen we vanaf daar de behandeling. Elk half jaar of elke drie maanden wordt gekeken naar de voortgang van het traject en of er aanpassingen nodig zijn.

We werken mediërend. Dit betekent dat we werken met een team van sociotherapeuten die dag en nacht om de cliënt heen staan. Zij krijgen uiteindelijk het meeste mee wat er direct op de afdeling gebeurt en zij zijn eigenlijk de ogen en oren van de gedragsdeskundigen. Wij geven gericht observaties aan, bijvoorbeeld in de vorm van rapportageobservaties en daar kunnen sociotherapeuten dan heel gericht naar kijken op de afdeling. Of zelfs situaties uitzetten waarbij gekeken kan worden naar hoe een cliënt omgaat met bijvoorbeeld nieuwe vaardigheden en aangeleerd gedrag. Dat wordt dan goed gerapporteerd zodat wij als gedragsdeskundigen kunnen zien hoe dingen op de afdeling lopen en hoe aangeleerd gedrag er dan uit ziet.

Als rol van gedragsdeskundige kan ik mij bezig houden met het overstijgende gedeelte in de risicotaxatie en het uitzetten van risicomanagement, samen met een manager inhoud geven aan een team en koers bepalen in een behandeling. Als sociotherapeut ben je meer bezig met de dagelijks contacten en het dagelijks vorm geven van zaken, zoals een dagprogramma maken en een cliënt aan een dagprogramma houden. Als sociotherapeut creëer je ook oefensituaties op een afdeling, bijvoorbeeld door gesprekken te voeren over dingen die spelen in de maatschappij. Daarin kunnen cliënten dan oefenen met het uiten van frustraties, elkaar aanspreken op gedrag. Zo kunnen ze meer vaardigheden aanleren. Als gedragsdeskundige sta je meer op afstand. Je doet wel individuele gesprekken met cliënten en/of groepstherapieën. Maar daar heb je het dan meer over de dieperliggende zaken bij cliënten, zoals kerngedachten over zichzelf of anderen, uitzoeken waar gedrag vandaan komt of ontstaan is, kijken of je een cliënt kunt motiveren tot verandering en hoe die verandering er dan uit moet komen te zien et cetera. Daar ben je toch op een ander niveau bezig dan dat je op de groep staat. Dat is niet specifiek een mindere of juist belangrijkere positie. Ik denk dat sociotherapeuten ook echt een ontzettend belangrijke positie hebben, want zij zijn uiteindelijk degene die de cliënt vaak het meest vertrouwd. Zij zijn zoveel met een cliënt bezig, zowel de goede als de slechte momenten, terwijl je als gedragsdeskundige veel minder vaak gesprekken hebt met cliënten. Toch trekt mij de rol van gedragsdeskundige meer omdat ik het leuk vind om overstijgend mee te kunnen kijken wat er gebeurt op een afdeling. Proberen gedrag te verklaren, te zoeken naar mogelijkheden voor veranderingen, zoeken voor mogelijkheden tot motivatie… Dat houdt mij enthousiast in het vak.

In een forensische setting worden cliënten aangemeld met het idee om de problematiek van de cliënt te verminderen waardoor de kans op herhaling van het delict (recidive risico) zo laag mogelijk is. De behandelingen duren vaak langer omdat we vaak ervaren dat cliënten zelf niet of in mindere mate problemen ervaren en/of vinden dat ze onterecht of te zwaar gestraft zijn en daardoor niet gemotiveerd zijn. Het kost dan meer tijd om een cliënt te motiveren zelf een actieve rol in te nemen in zijn/haar behandeling en dus ook om de problematiek goed te behandelen.

Wat maakt je werk zo uitdagend en inspirerend waar haal je voldoening uit?
Ik haal veel voldoening uit het contact met het team van sociotherapeuten. Ook haal ik veel voldoening uit het contact met de cliënten zelf. Ik vind het leuk om uit te zoeken wie een cliënt is, wat goed is voor een cliënt. Maar ook om uit te zoeken hoe een cliënt gemotiveerd kan worden, goede behandeling kan krijgen en hoe die behandeling er dan uit moet zien. Dat vind ik het meest interessante. Ik heb uitdaging in mijn werk nodig, dat vind ik voor mijzelf belangrijk en dat krijg ik in dit werkveld ook.

Het meest ingewikkelde van mijn werk vind ik denk ik het eenduidig maken van een begeleidingsstijl. Bij een cliënt weet je soms wel welke problematiek er speelt en wat goed is voor een cliënt, maar vaak is de problematiek zo diepgeworteld dat het heel belangrijk is dat ook de omgeving zich goed aanpast. Het team van sociotherapeuten wat eromheen staat moet dan een goede begeleidingsstijl neerzetten. Op zo’n moment is vaak goed zichtbaar dat het heel lastig is om eenduidig die begeleiding goed weg te zetten. Iedere sociotherapeut interpreteert namelijk op zijn of haar manier hoe die begeleidingsstijl eruit moet komen te zien. Dus het is lastig om dat goed en eenduidig weg te zetten, want je werkt met een team dat in de meeste gevallen wel bestaat uit meer dan tien personen. Bij het terugkeren naar de maatschappij reageert ook iedereen anders. Daarom worden zulke situaties ook geoefend op een afdeling.

Soms gebeuren er dingen die impact op mij hebben. Zoals een heftig delict, incidenten op de afdeling of een cliënt die een heftige voorgeschiedenis heeft. Ik heb ooit eens een dossier gelezen ter beoordeling van een intake. Ik kwam erachter dat die cliënt even oud is als mij, maar in een hele andere omgeving is opgegroeid. Ik ben geboren in een gezin met een dak boven mijn hoofd, eten, ouders op mij heen… Deze cliënt is opgegroeid op straat en heeft echt een hele andere opgroei doorgemaakt. Dat is mij echt het meest bijgebleven, dat het zo ontzettend belangrijk is waar je als kind een basis legt. Zulke omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat je uiteindelijk in het leven een keuze maakt die kan leiden tot een delict. Ik denk dat ik dat tot nu toe het meest heftig vond, heftiger dan de incidenten die gebeuren.

De invloed van de coronacrisis
Toen de coronacrisis net begon is er gesteld dat de kliniek zo min mogelijk risico’s op de afdelingen willen lopen met een mogelijke bijdrage van het virus. Ik als gedragsdeskundige val niet meteen onder noodzakelijke zorg op de afdeling en dat betekent dus dat het niet per se nodig is dat ik op een afdeling rondloop. Voor sommige cliënten is het wel belangrijk dat ze gesprekken met mij kunnen hebben. Ook is het belangrijk dat ik gesprekken heb met begeleiding over situaties op de afdeling, het monitoren hoe dingen lopen en het meedenken in risico’s. Daardoor zijn veel gesprekken over gegaan in beeldbelcontact. Voor mijn gevoel sta ik daardoor meer op afstand met de afdeling en krijg ik minder mee. Normaal proef je de sfeer als je op een afdeling bent, merk je of begeleiding gestrest is of niet en zie je hoe cliënten er bij lopen (gespannen et cetera). Via beeldbellen is dat toch echt anders. Niet per se negatiever, maar voor mij persoonlijk heeft face to face contact toch meer toevoeging op mijn werk dan via beeldbellen.

Sommige cliënten zijn angstig voor het krijgen van virussen of ziektes en kunnen daardoor meer ontregelen. Ook gaan verloven op dit moment niet door en komt er geen bezoek op de afdeling. Dat heeft ook invloed op de cliënten. Ik denk dat het op verlof gaan straks minder snel mogelijk is omdat het ingewikkelder wordt om dit te waarborgen en dat brengt wel risico’s met zich mee.

Doordat mensen zich meer opgesloten voelen, niet of minder het huis uit mogen en thuis moeten werken is er denk ik ook een hogere kans op bijvoorbeeld huiselijk geweld. Gezinnen hebben minder kans om hun eigen ontspanning te kunnen vinden buiten het gezin om. Daardoor is er veel meer interactie in een gezin, wat kan leiden tot impulsieve acties, frustraties en ruzies. Daardoor kunnen er ook meer delicten in de maatschappij ontstaan.


Angst. Het is een klein woordje, maar het heeft een grote impact. Op ons allemaal. In de huidige coronacrisis worden veel mensen vooral door angst geregeerd. Die angst is niet alleen gebaseerd op de wetenschap dat je ziek kunt worden van dit virus en er zelfs aan kan overlijden. Die angst zit ook in ‘de angst voor het onbekende’. Want er is nog zoveel wat we niet weten over het coronavirus.

In een aantal landen worden dieren massaal op straat gedumpt omdat men bang is dat ze het virus overdragen. Vandaag werd er bekend dat er op twee nertsenfokkerijen in Brabant corona bij de dieren is vastgesteld. En dat veroorzaakt opnieuw angst. Want er is toch in bijna alle media en op de site van het RIVM gezegd dat de kans op verspreiding middels dieren minimaal is? Wat betekent dat voor de verspreiding van het virus? Wat betekent dat voor de maatregelen?

Laat ik hiermee beginnen: ik vind het goed om te zien dat de overheid direct maatregelen treft. Er wordt niet langer afgewacht, het gaat om handelen. Handelen en een beleid uitzetten. Een duidelijk beleid, daar hebben deze fokkerijen iets aan. Nu weten ze waar ze aan toe zijn en kunnen ze vanaf daar verder. Momenteel worden er stof- en luchtmonsters genomen om onderzoek te doen naar het verband tussen corona en luchtvervuiling. Wat betreft de dieren lijken katachtigen tot nu toe meer vatbaar te zijn voor het virus dan andere dieren.

Moeten we nu met z’n allen bang zijn dat onze huisdieren het virus aan ons overdragen? Het slechte nieuws: we weten nog te weinig. Er is nog veel te veel onwetendheid over het corona virus (covid-19) om dingen met zekerheid te kunnen zeggen. Want die zekerheid is er simpelweg niet. Het goede nieuws: voor nu wordt er gedacht dat dit virus niet van dier op mens wordt overgedragen, maar van mens op dier. Iets anders dus dan wat we over het algemeen gewend zijn. Waarom is dat goed nieuws? Omdat verspreiding via dieren sneller lijkt te gaan dan via mensen. Denk hierbij eens aan de vogelgriep of de mond-en-klauwzeer. Dat zou dus betekenen dat je óf zelf al besmet moet zijn, óf je huisdier in aanraking moet zijn geweest met iemand die besmet is. En in de meeste gevallen is de eigenaar van het huisdier hier zelf bij.

Zeg ik hiermee dat we niet angstig zouden moeten zijn voor het virus met betrekking tot onze huisdieren? Nee. Want een gezonde dosis angst houdt ons realistisch en alert. En dat is precies wat we nodig hebben in deze crisis. Angst zorgt er ook voor dat we bijvoorbeeld in staat zijn om verstandige keuzes te maken. Te veel angst kan daarentegen zorgen voor onverstandige keuzes. Handelen uit angst kan zelfs leiden tot agressie en criminaliteit.
Laat je leven niet beheersen door angst, maar leef wel met een gezonde dosis ‘boerenverstand’. Wees lief voor elkaar, wees lief voor je huisdier. Zoek troost bij elkaar, aangezien we allemaal in hetzelfde schuitje zitten.

Na een lange werkdag in de zorg, geniet ik optimaal van de vrijheid die ik ervaar bij het wandelen met de hond. Die absolute, onbegrensde en onvoorwaardelijke liefde die mijn hond mij schenkt. En bovenal: dat vertrouwen. Dat pure en oprechte vertrouwen in mij. Met mij naast zich kan hij de wereld aan, want wat heeft hij te vrezen?

Laten we vandaag proberen de angst om te zetten naar vertrouwen. Vertrouwen in elkaar en vertrouwen dat ook deze tijd voorbijgaat.

#stayafe #stayhome #corona


Thuisbezorging is één van de opties waar veel restaurants op overgaan. Niet voor niets beleven thuisbezorgsites een topmaand, doordat veel restaurants zich nu hiervoor inschrijven. Maar veel restaurants gaan ook over op het verkopen van waardebonnen via platformen als www.steundehoreca.nl. Het is een prachtig initiatief met heel veel animo, maar deze steun kan restaurants alsnog in problemen brengen.

Resultaat is zeer korte-termijn

Natuurlijk wil je heel graag jouw favoriete restaurant steunen in deze tijd en koop je een waardebon. Zij kunnen dit geld op dit moment goed gebruiken, om de vaste lasten te betalen. Dit is op korte termijn erg gunstig, doordat zij hun vaste lasten kunnen betalen. Echter, stellen zij hierdoor financiële klappen uit. Op het moment dat ik dit schrijf, is het erg realistisch om te zeggen dat de horeca pas in juni open mag.
Bij opening is het aannemelijk dat de terrassen en restaurants gelijk vol zitten, omdat mensen eindelijk het huis uit mogen. Waarschijnlijk komen er wel mensen, die een waardebon bezitten. Vanzelfsprekend wil iedereen die waardebonnen van 50 of misschien wel 100 Euro verzilveren. Zodra iedereen tegelijkertijd zijn of haar waardebon inwisselt, maakt het restaurant nog steeds verlies: alle producten moeten nog worden ingekocht. De voorraad is op dit moment bij de meeste restaurants weggegooid, nadat aangekondigd werd dat de horeca dicht moest op 15 maart. Het geld dat zij nodig hadden, gefinancierd door de waardebonnen, is al uitgegeven aan de vaste lasten. Hierdoor raakt de horeca alsnog in een spagaat, door de inkoop. Natuurlijk zijn hier wel oplossingen voor.

Simpele oplossing voor een ‘grote’ problemen

Ik zeg nu niet dat je geen waardebonnen meer moet kopen. Integendeel, het helpt ze op korte termijn. Maar probeer niet gelijk die waardebon in te wisselen. Zo is de horeca weer in staat omzet te maken, zonder nog een klap te moeten incasseren. Daarnaast kunnen horeca-eigenaren ook zelf iets doen: zij kunnen regels maken voor het inwisselen van de waardebonnen. Bijvoorbeeld maximaal x-aantal waardebonnen per avond. Of een maximaal bedrag dat inwisselbaar is op een avond. Uiteindelijk moeten wij allemaal samen uit deze crisis komen en elkaar helpen. Het horecapersoneel, waaronder ikzelf, staat te popelen om de sterren van de hemel te mogen koken. Tot die tijd kunnen we er alleen maar over dromen.