Een gedragsdeskundige in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (deel 1)
NB: Dit interview/artikel is geschreven vanuit het oogpunt van Marcella zelf. Dit is het eerste deel van een tweedelig interview.
Marcella in het kort
Ik ben Marcella, 26 jaar en ik werk in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (Verder genoemd als FPK). In deze kliniek verblijven cliënten met een verstandelijke beperking, een psychiatrische achtergrond en een forensische titel. Een forensische titel is een titel die mensen opgelegd krijgen van de rechter. Daarin bepaalt de rechter dat iemand een delict heeft gepleegd, er een risico is op een herhaling van het delict en er sprake is van een psychische stoornis. Dan krijgen cliënten bijvoorbeeld een TBS of een andere maatregel opgelegd.
Wat is een FPK precies en wat doet een gedragsdeskundige?
In samenwerking en onder verantwoordelijkheid van een GZ psycholoog geven we vorm aan de diagnostiek en behandeling van cliënten met als doel het risico op probleemgedrag en/of herhaling van delicten te verkleinen. Daarbij is het belangrijk om ook oog te hebben voor de risico’s voor zowel de cliënt, de omgeving en de maatschappij. Vanaf het begin af aan kijken we welke problematiek er speelt, wat de diagnostiek is en bepalen we vanaf daar de behandeling. Elk half jaar of elke drie maanden wordt gekeken naar de voortgang van het traject en of er aanpassingen nodig zijn.
We werken mediërend. Dit betekent dat we werken met een team van sociotherapeuten die dag en nacht om de cliënt heen staan. Zij krijgen uiteindelijk het meeste mee wat er direct op de afdeling gebeurt en zij zijn eigenlijk de ogen en oren van de gedragsdeskundigen. Wij geven gericht observaties aan, bijvoorbeeld in de vorm van rapportageobservaties en daar kunnen sociotherapeuten dan heel gericht naar kijken op de afdeling. Of zelfs situaties uitzetten waarbij gekeken kan worden naar hoe een cliënt omgaat met bijvoorbeeld nieuwe vaardigheden en aangeleerd gedrag. Dat wordt dan goed gerapporteerd zodat wij als gedragsdeskundigen kunnen zien hoe dingen op de afdeling lopen en hoe aangeleerd gedrag er dan uit ziet.
Als rol van gedragsdeskundige kan ik mij bezig houden met het overstijgende gedeelte in de risicotaxatie en het uitzetten van risicomanagement, samen met een manager inhoud geven aan een team en koers bepalen in een behandeling. Als sociotherapeut ben je meer bezig met de dagelijks contacten en het dagelijks vorm geven van zaken, zoals een dagprogramma maken en een cliënt aan een dagprogramma houden. Als sociotherapeut creëer je ook oefensituaties op een afdeling, bijvoorbeeld door gesprekken te voeren over dingen die spelen in de maatschappij. Daarin kunnen cliënten dan oefenen met het uiten van frustraties, elkaar aanspreken op gedrag. Zo kunnen ze meer vaardigheden aanleren. Als gedragsdeskundige sta je meer op afstand. Je doet wel individuele gesprekken met cliënten en/of groepstherapieën. Maar daar heb je het dan meer over de dieperliggende zaken bij cliënten, zoals kerngedachten over zichzelf of anderen, uitzoeken waar gedrag vandaan komt of ontstaan is, kijken of je een cliënt kunt motiveren tot verandering en hoe die verandering er dan uit moet komen te zien et cetera. Daar ben je toch op een ander niveau bezig dan dat je op de groep staat. Dat is niet specifiek een mindere of juist belangrijkere positie. Ik denk dat sociotherapeuten ook echt een ontzettend belangrijke positie hebben, want zij zijn uiteindelijk degene die de cliënt vaak het meest vertrouwd. Zij zijn zoveel met een cliënt bezig, zowel de goede als de slechte momenten, terwijl je als gedragsdeskundige veel minder vaak gesprekken hebt met cliënten. Toch trekt mij de rol van gedragsdeskundige meer omdat ik het leuk vind om overstijgend mee te kunnen kijken wat er gebeurt op een afdeling. Proberen gedrag te verklaren, te zoeken naar mogelijkheden voor veranderingen, zoeken voor mogelijkheden tot motivatie… Dat houdt mij enthousiast in het vak.
In een forensische setting worden cliënten aangemeld met het idee om de problematiek van de cliënt te verminderen waardoor de kans op herhaling van het delict (recidive risico) zo laag mogelijk is. De behandelingen duren vaak langer omdat we vaak ervaren dat cliënten zelf niet of in mindere mate problemen ervaren en/of vinden dat ze onterecht of te zwaar gestraft zijn en daardoor niet gemotiveerd zijn. Het kost dan meer tijd om een cliënt te motiveren zelf een actieve rol in te nemen in zijn/haar behandeling en dus ook om de problematiek goed te behandelen.
Wat maakt je werk zo uitdagend en inspirerend waar haal je voldoening uit?
Ik haal veel voldoening uit het contact met het team van sociotherapeuten. Ook haal ik veel voldoening uit het contact met de cliënten zelf. Ik vind het leuk om uit te zoeken wie een cliënt is, wat goed is voor een cliënt. Maar ook om uit te zoeken hoe een cliënt gemotiveerd kan worden, goede behandeling kan krijgen en hoe die behandeling er dan uit moet zien. Dat vind ik het meest interessante. Ik heb uitdaging in mijn werk nodig, dat vind ik voor mijzelf belangrijk en dat krijg ik in dit werkveld ook.
Het meest ingewikkelde van mijn werk vind ik denk ik het eenduidig maken van een begeleidingsstijl. Bij een cliënt weet je soms wel welke problematiek er speelt en wat goed is voor een cliënt, maar vaak is de problematiek zo diepgeworteld dat het heel belangrijk is dat ook de omgeving zich goed aanpast. Het team van sociotherapeuten wat eromheen staat moet dan een goede begeleidingsstijl neerzetten. Op zo’n moment is vaak goed zichtbaar dat het heel lastig is om eenduidig die begeleiding goed weg te zetten. Iedere sociotherapeut interpreteert namelijk op zijn of haar manier hoe die begeleidingsstijl eruit moet komen te zien. Dus het is lastig om dat goed en eenduidig weg te zetten, want je werkt met een team dat in de meeste gevallen wel bestaat uit meer dan tien personen. Bij het terugkeren naar de maatschappij reageert ook iedereen anders. Daarom worden zulke situaties ook geoefend op een afdeling.
Soms gebeuren er dingen die impact op mij hebben. Zoals een heftig delict, incidenten op de afdeling of een cliënt die een heftige voorgeschiedenis heeft. Ik heb ooit eens een dossier gelezen ter beoordeling van een intake. Ik kwam erachter dat die cliënt even oud is als mij, maar in een hele andere omgeving is opgegroeid. Ik ben geboren in een gezin met een dak boven mijn hoofd, eten, ouders op mij heen… Deze cliënt is opgegroeid op straat en heeft echt een hele andere opgroei doorgemaakt. Dat is mij echt het meest bijgebleven, dat het zo ontzettend belangrijk is waar je als kind een basis legt. Zulke omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat je uiteindelijk in het leven een keuze maakt die kan leiden tot een delict. Ik denk dat ik dat tot nu toe het meest heftig vond, heftiger dan de incidenten die gebeuren.
De invloed van de coronacrisis
Toen de coronacrisis net begon is er gesteld dat de kliniek zo min mogelijk risico’s op de afdelingen willen lopen met een mogelijke bijdrage van het virus. Ik als gedragsdeskundige val niet meteen onder noodzakelijke zorg op de afdeling en dat betekent dus dat het niet per se nodig is dat ik op een afdeling rondloop. Voor sommige cliënten is het wel belangrijk dat ze gesprekken met mij kunnen hebben. Ook is het belangrijk dat ik gesprekken heb met begeleiding over situaties op de afdeling, het monitoren hoe dingen lopen en het meedenken in risico’s. Daardoor zijn veel gesprekken over gegaan in beeldbelcontact. Voor mijn gevoel sta ik daardoor meer op afstand met de afdeling en krijg ik minder mee. Normaal proef je de sfeer als je op een afdeling bent, merk je of begeleiding gestrest is of niet en zie je hoe cliënten er bij lopen (gespannen et cetera). Via beeldbellen is dat toch echt anders. Niet per se negatiever, maar voor mij persoonlijk heeft face to face contact toch meer toevoeging op mijn werk dan via beeldbellen.
Sommige cliënten zijn angstig voor het krijgen van virussen of ziektes en kunnen daardoor meer ontregelen. Ook gaan verloven op dit moment niet door en komt er geen bezoek op de afdeling. Dat heeft ook invloed op de cliënten. Ik denk dat het op verlof gaan straks minder snel mogelijk is omdat het ingewikkelder wordt om dit te waarborgen en dat brengt wel risico’s met zich mee.
Doordat mensen zich meer opgesloten voelen, niet of minder het huis uit mogen en thuis moeten werken is er denk ik ook een hogere kans op bijvoorbeeld huiselijk geweld. Gezinnen hebben minder kans om hun eigen ontspanning te kunnen vinden buiten het gezin om. Daardoor is er veel meer interactie in een gezin, wat kan leiden tot impulsieve acties, frustraties en ruzies. Daardoor kunnen er ook meer delicten in de maatschappij ontstaan.
Waardering: 95% van 100%
Aangemaakt:
Nieuwswaarde
Neutraliteit
Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie
De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.